
Verkorting alimentatieduur naar 5 jaar jaagt exen de bijstand in
Leestijd: 7 minutenWie dacht dathet deze zomer na alle commotie over de kinderalimentatie, het kindgebonden budget en de herziening van alle kinderregelingen rustig zou zijn kwam bedrogen uit.
Na een lange voorbereidingstijd, waaraan ook de huidige Minister van Justitie en Veiligheid, toen nog gewoon Kamerlid, zijn steentje heeft bijgedragen hebben de Kamerleden Van Oosten, Recourt en Berndsen-Jansen op 19 juni een initiatief wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd welk wetsvoorstel moet leiden tot herziening van het stelsel van partneralimentatie.
De inkt van het wetsvoorstel was nog niet droog of in de vakliteratuur en op de diverse sociale media barstte de discussie los.
Niet tegenstaande het feit dat de gemiddelde duur van partneralimentatie bij lange na niet in de buurt komt van de termijn van 12 jaar en niet tegenstaande het feit dat de gemiddelde partneralimentatie in omvang zo gering is dat iedere partneralimentatie ontvangende ex wel aan het werk moet omdat zij/hij anders in de bijstand valt, hebben de indieners in al hun wijsheid vastgesteld dat de duur van de partneralimentatie onaanvaardbaar lang is en de omvang onaanvaardbaar hoog en het de partneralimentatie ontvangende exen onvoldoende stimuleert om op de arbeidsmarkt her in te treden.
De indieners schrijven in hun memorie van toelichting dat de gemiddelde alimentatieverplichting als onrechtvaardig wordt ervaren welke onrechtvaardigheid zij mede door dit wetsontwerp wensen weg te nemen.
Als je weet dat ongeveer 16% van de echtscheidingen eindigt met het vaststellen van een alimentatieverplichting ten behoeve van de ex dan praten we over, op jaarbasis, ongeveer 5.500 alimentatievaststellingen. Dat zeer overzichtelijke aantal rechtvaardigt niet de stelling dat hele volksstammen gebukt gaan onder een zware alimentatieverplichting en dat dat leidt tot grote maatschappelijke onrust. Zeker niet als je daar tegen afzet dat de gemiddelde partneralimentatie rond de € 700,00 bruto per maand ligt. Het aantal exen dat een dusdanige partneralimentatie ontvangt dat ze daarmee zonder verdere ondersteuning of zonder verder inkomen zelfstandig door kunnen leven is op jaarbasis zo gering dat dat niet rechtvaardigt de stelling dat het huidige partneralimentatiesysteem de exen onvoldoende stimuleert om zelfstandig in hun kosten van levensonderhoud te voorzien. Zoals al eerder opgemerkt: ze moeten wel omdat ze anders in de bijstand vallen. Een groot aantal exen valt ook in de bijstand.
Wat de initiatiefnemers heeft bezield om dit wetsontwerp naar de Tweede Kamer te sturen blijft onduidelijk. In hun plannen wordt de duur van de alimentatie ernstig beperkt. Het uitgangspunt voor het berekenen van de alimentatiebehoefte is niet meer het inkomen dat het gezin aan het einde van het huwelijk gewend was, maar het ten gevolge van het huwelijk verliezen van de verdiencapaciteit.
Voorbeeld:
Als een goed verdienende profvoetballer trouwt met het meisje uit de bediening in het restaurant waar hij met zijn collega’s komt eten en hij neemt na 5 jaar van haar afscheid, dan wordt zijn alimentatieverplichting gebaseerd op het inkomen dat zijn aanstaande ex had op het moment dat zij trouwden. Stel dat zij op het moment dat ze trouwden rond moest komen van het minimum loon en aan het eind van het huwelijk heeft ze geen werk dan heeft ze een alimentatiebehoefte gelijk aan het minimum loon. Dat ze in de tussentijd een luxe leven heeft kunnen leiden, in mooie auto’s heeft gereden en in mooie huizen heeft gewoond doet naar de mening van de parlementariërs niet ter zake.
Dat, als uit dat huwelijk kinderen zijn geboren en de ex gaat zorg dragen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, er aan die kant een enorme armoedeval optreedt vinden de initiatiefnemers niet relevant.
Zoals gezegd is er in de vakliteratuur al scherp gereageerd op deze plannen, middels deze blog zal ik u op de hoogte houden van de verdere parlementaire behandelingen en eventuele wijzigingen die naar aanleiding van de parlementaire behandeling worden doorgevoerd.
Het wetsvoorstel is bekend onder Kamerstuk 34231 Tweede Kamer der Staten Generaal vergaderjaar 2014-2015.
Wordt vervolgd.
Juste Lang, advocaat personen- en familierecht bij VDB Advocaten Notarissen te Waalre.